Lang, heel lang geleden waren er meer witte vogels dan nu. Door dommigheden zijn ze zwart geworden. Ook de merel was in vervlogen tijden een witte vogel die een van de mooiste liedjes uit de vogelwereld zong. Die gouden klanken zijn gebleven, maar de witte kleur is verdwenen. Hoe dat zo gekomen is? Hebzucht! Luister naar deze Keltische legende.
Het was een stralende koude winterdag toen de merelman zag dat de ekster terugkwam met een bek vol glinsterende sieraden. De merel keek begerig naar de fonkelende stenen. Die wilde hij ook wel. Hij vroeg de ekster naar de vindplaats. Deze nam de merel apart en fluisterde: “Kijk, daar in het noorden ligt een diepe grot. Daar bewaart de prins zijn goud, zilver en sieraden. De prins is een goed mens en als je het hem vraagt, dan mag je een bek vol goud en zilver meenemen. Maar pas op, de grot wordt bewaakt door een gevaarlijke draak. Zorg er voor dat je alleen spullen meeneemt uit de grot die de prins je aanwijst!”De merel vertelde het nieuws enthousiast aan zijn vrouw. “Manlief,“ zei ze, “wat moet ik met een gouden ketting? Die blijft toch maar aan de takken hangen. En is het niet gevaarlijk met zo’n draak?” Maar hij drong aan en samen vlogen ze naar de grot. Voorzichtig stapten ze naar binnen. Overal glinsterden bergen edelstenen, goud en zilver. De hebzucht overwon het van de voorzichtigheid. Al op weg naar de prins achter in de grot begon de merelman in de berg vol goudpoeder te pikken. De merelvrouw hoorde wat geschuifel en riep: “pas toch op!” en ze rende naar de uitgang. De draak was gewekt door de geluiden en brullend spuwde hij vuur naar de indringers. De merel schreeuwde van schrik en vloog ijlings weg. Op het nippertje ontsnapte hij weliswaar, maar werd nog net door de vlam van de draak geblakerd en zo werd zijn witte verenpak zwart. De hitte van het vuur raakte ook zijn snavel vol goudstof, waardoor het goud aan zijn snavel vast smolt. Sindsdien is de merelman een zwarte vogel met een goudgele snavel.
En hoe het met het vrouwtje is afgelopen? Zij was erg op haar hoede en vluchtte bij de eerste onraad weg waardoor de vlammen van de draak haar niet bereikten, maar wel het roet. Dat kan je nog steeds zien aan haar bruinzwarte verentooi. En omdat ze niet zo hebberig was, behield ze gewoon haar donkere snavel.
Merels zijn vroege vogels die laat naar bed gaan. In het voorjaar, al voor het ochtendgloren, laten de mannetjes hun prachtige lied als eersten horen. Tijdens de avondschemering zingen ze als een van de laatste tot de duisternis valt. De merel is een van de meest voorkomende vogels in de Lage Landen. ‘s Winters scharrelen ze alleen rond in het gras en keren blaadjes en mos om, op zoek naar wormen en insecten. Iedere merel heeft een eigen territorium en jaagt zijn soortgenoten weg. In de lente opereren ze in paartjes. Vroeger waren het schuwe bosdieren en sommigen zijn dat gebleven, maar de meeste hebben zich aangepast aan de mensen en leven in tuinen en parken. In de steden zingen ze hoger dan op het platteland omdat in het gedruis van het verkeer een hoog lied verder reikt. Het merelgezang is bij de verkiezing van de beste zangvogel in 2010 door de luisteraars van Vroege Vogels de overtuigende winnaar geworden.
© Els Baars, Natuurverhalen.nl