Hoe de bunzing aan zijn stank komt

Sinds een paar maanden leeft er in mijn tuin een bunzing, en dat is bijzonder omdat mijn tuin midden in stad ligt. De combinatie met een kikkerrijke vijver en een houtwal om te schuilen in mijn tuin zal wel de doorslag geven. Ik ben er erg blij mee, maar niet iedereen, blijkt wel uit onderstaande fabel uit Haïti.

Heel, heel lang geleden, was alles anders dan nu. Wie zou bijvoorbeeld geloven, dat de wolven broeders waren van de bunzing? En toch was dat zo. Terwijl de wolven hun aardse dagen met jacht vulden – en vaak moesten ze een harde strijd leveren met sterke vijanden – stal de bunzing de eieren uit de vogelnesten. Overal waar de bunzing zich liet zien, werd hij voor een dief en een lafaard uitgescholden. De wolven schaamden zich voor hun broertje, die schande over hun familie bracht. De vogels beklaagden zich bij hen over de eieren, die hij geroofd en over de nesten, die hij vernield had. Op een dag vonden de wolven dat het nu hoog tijd werd een eind te maken aan zijn diefstallen. Een wolf ging naar de bunzing en zei: “Lieve broer, we krijgen steeds klachten over je. Waarom vang je geen konijnen? Je hoort toch bij onze wolvenfamilie!” “Ik vind eieren erg lekker,” antwoordde de bunzing, aan wiens snuit nog vers eigeel kleefde. De wolf schudde zijn kop en zei: “Het is een schande! Eieren! Hoe kan iemand van onze familie nu alleen eieren eten!” Daarna liep hij weg en riep een grote vergadering bij elkaar. “Vertel me wat de bunzing jullie heeft aangedaan,” riep hij alle dieren toe die gekomen waren. “Hij heeft mijn eieren opgegeten!” vertelde de duif verdrietig en boos. “De mijne ook! – De mijne ook!” riepen alle vogels in koor. De muis klaagde: “Hij heeft me zo hard aan mijn staart getrokken dat er sinds die tijd geen haar meer op wil groeien. Kijk zelf maar…” “Mijn staart heeft hij zelfs afgebeten,” riep de hagedis, “en ik geloof niet, dat hij weer aangroeit.” Zo klaagden de dieren en er kwam geen einde aan alle bezwaren. De wolf vroeg: “Zeg eens, wat zullen we met de bunzing doen?” “Doodt hem, doodt hem!” riepen de opgewonden dieren. De wolf ging op zoek naar de bunzing en liet zijn grote muil zien vol met scherpe tanden. De bunzing schrok natuurlijk vreselijk en liep als een wervelwind zijn hol uit. Hij kon nog net de laatste woorden horen die de wolf hem na riep. “Ga waarheen je wilt, ik vind je overal!”. De nacht was voorbij en de boze wolf was nergens te zien, daarvoor in de plaats kwam een andere wolf  naar de rotsen en riep: “Wees maar niet bang, broertje! Kom maar naar beneden, ik heb iets voor je meegebracht dat je zal beschermen tegen je vijanden!” “Oh nee, ga weg, ik vertrouw je niet. Jij wilt me ook alleen maar opeten. Ga weg! Zo’n broer heb ik niet nodig.””Ach wat,” zei de wolf, “je bent zo klein, niemand gelooft dat je onze broer bent en bovendien hebben we nooit goed bij elkaar gepast. Wolven zijn nooit zo bang als jij. Maar omdat ik niet wil, dat anderen je kwaad doen, heb ik dit tovermiddel voor je meegebracht.” Met deze woorden liet hij een kleine buidel zien. “En dat moet mij tegen vijanden beschermen?” vroeg de bunzing wantrouwig. De wolf deed de zak open en in een ogenblik verspreidde zich zo’n walgelijke stank, dat de bunzing een stuk weg liep. “Zie je wel!” lachte de wolf goedig. “Maar je moet weten dat de bezitter van de buidel geen last heeft van deze stank.” “Wat zit er dan in de buidel?” vroeg de bunzing nieuwsgierig. “Eigenlijk is dat een geheim,” zei de wolf. “Maar vooruit, ik zal het je toevertrouwen: Lange tijd geleden vond mijn grootmoeder een bedorven eendenei. Aangezien ze erg slim was, bracht dit haar op een idee. Ze mengde het ei met de adem van de gier, het zweet van de beer en de mest van de panter en stopte alles bij elkaar in deze buidel. Ze gaf hem mij met het verzoek om hem te geven aan een wolf of bunzing die in nood was. En omdat je nu in nood bent, heb ik aan jou gedacht…” De wolf legde de buidel aan de voet van de rotsen en verdween. De bunzing nam de buidel mee en scheidde ook niet meer van hem. Hij zag al gauw dat hij de buidel maar een heel klein beetje open hoefde te doen… of al zijn vijanden liepen, nog voor ze hun tanden hadden laten zien, hard weg.

De bunzing komt ook in ons land voor, waar hij tot de beschermde diersoorten behoort. Net als veel andere zoogdieren moet dit prachtige dier in de herfst een voedselvoorraad aanleggen om de winter door te komen. 50 centimeter ver kunnen bunzingen hun secreet oftewel afscheiding spuiten, als ze zich bedreigd voelen. Ze doen dit niet alleen om zich te verdedigen maar ook om hun territorium af te bakenen. Nu weet je meteen waar de uitdrukking ‘stinken als een bunzing’ vandaan komt!

Post Author
wim ruis
Natuurverhalen