het WILGENROOSJE, een onmogelijke liefde (008)

In de zomer kleuren wegranden, slootkanten en bosranden roze door de wilgenroosjes. In de herfst dwarrelen duizenden pluisjes uit de wattige zaadstrengen door de lucht. Wist u dat het wilgenroosje is voortgekomen uit een onmogelijke liefde? Luister naar dit vertederende sprookje:

Lang, lang geleden leefde aan de rand van een groot groen woud een familie elfjes in een roze rozenstruik. De kleine elfjes speelden iedere dag onder aan de voet van de wilde rozenstruik, behalve in de hete zomer. Dan zochten ze verkoeling onder de oude bomen in het grote groene bos of zwommen ze in een helder blauw vennetje.

In die zelfde tijd leefde er een kabouterfamilie in een knoestige kromme wilgenboom, niet ver van de wilde rozenstruik. Ze wisten niets van de elfen in die wilde rozenstruik. Op een dag speelde een elfje onder de oude wilgenboom, toen ze tot haar verbazing een kaboutertje uit de wilg zag klimmen. Vanaf die dag speelden het elfje en het kaboutertje iedere zomer samen in het koele bos.
Na een aantal jaren waren hun kinderjaren voorbij en werden verliefd op elkaar. Toen de zomer naar zijn einde liep vertrouwden ze elkaar toe dat een hele winter zonder elkaars nabijheid te lang zou duren, ze wilden voortaan altijd samen zijn. Op een mooie herfstdag vertelden ze hun ouders dat ze bij elkaar wilden wonen. De verbazing en ontzetting bij de wederzijdse ouders was groot en ze verboden hun kinderen te gaan trouwen. “Elfen en kabouters,” zo zei de moeder van het elfje zacht, “trouwen niet met elkaar.”  De kaboutervader riep uit: ”Elfen trouwen met elfen en kabouters met kabouters!” Het bedroefde elfje en de verdrietige kabouter vroegen de elfenkoningin om raad en goedkeuring, maar deze zei: “Een kabouter en een elfje op één kussen, daar zit de duivel tussen.”
De kabouter ging terug naar zijn wilg en treurde wekenlang, waardoor zijn wilg in een treurwilg veranderde. Ook het elfje ging terug naar haar rozenstruik aan de rand van het bos en huilde dagenlang, waardoor er een klein waterstroompje onder de rozenstruik ontstond. De ouders van de kabouter zagen het grote verdriet van hun zoon en vreesden dat hij nooit meer gelukkig zou worden. Ook de elfenouders maakten zich ernstige zorgen over de gezondheid van hun dochter en vreesden dat ze eeuwig zou huilen om haar grote liefde. Zij trokken naar het paleis om raad te vragen aan de elfenkoningin. De koningin kon de droefenis niet aanzien en vloog op een koude herfstdag naar de kabouterkoning voor overleg. In grote wijsheid besloten zij gezamenlijk dat de twee voor altijd samen mochten leven, maar niet als elf en kabouter, dat was onmogelijk. Ze mochten voortaan samen leven in een nieuwe gedaante: in de vorm van een plant, het wilgen-roosje. Dankbaar en gelukkig aanvaardden de geliefden het voorstel. En zo leefden ze samen nog lang en gelukkig en kregen vele nakomelingen.
Hoe weten we nu dat onze wilgenroosjes nakomelingen zijn van dit elfje en deze kabouter?
Als u goed kijkt naar de bloem van het wilgenroosje, dan herkent u de vleugeltjes van het elfje in de tere roze bloemblaadjes en het feeënstokje in het stampertje. In de herfst ziet u de harige baard van de kabouter terug in de witte pluizige zaadstrengen.     

Het wilgenroosje groeit veel op open plekken, aan slootkanten en bij bosranden. Hoewel het een pioniersplant is, vermeerdert het zich voornamelijk via lange wortelstokken, die wel 25 jaar oud kunnen worden en jaarringen vertonen! Na de zomerbloei produceert de plant duizenden pluizige zaadjes, die door de wind ver weg gevoerd worden. De zaadjes blijven jarenlang kiemkrachtig. Reeën zijn er dol op wilgenroosjes. Komen op open plekken in het bos weinig wilgenroosjes voor, dan zijn daar waarschijnlijk veel reeën, zien we veel wilgenroosjes, dan zijn er geen of weinig reeën.

 

© Els Baars, Natuurverhalen.nl
Post Author
Els Baars
Natuurverhalen