De kluut en de scholekster zijn allebei steltlopers. De eerste, een schuwe, sierlijke zwart-witte vogel met lange poten en een dunne lange snavel, is het tegenovergestelde van de luidruchtige, opvallende zwart-witte scholekster met korte rode poten en een lange, dikke, rode snavel. In dit vervolgsprookje lees je hoe ze geworden zijn zoals je ze nu kent.
Na de ontmoeting met steenloper Arenaria wil Limosa Grutto weten hoe het andere steltlopers is vergaan die op zoek naar eten de drassige weiden zijn ontvlucht. Ze trekt naar het noorden en als ze over het natte land direct achter de zee vliegt, ziet ze een groepje vogels waarvan de frêle gestalten haar aan de familie Kluut doet denken. Hoewel ze heel jong was toen de Kluten van de ene op de andere dag verdwenen, herinnert Limosa zich deze bescheiden, verlegen familie nog heel goed.
Ze landt vlakbij het groepje vogels dat in het water staat. Nee, denkt ze, ik heb me vergist. De vogels zijn weliswaar net zo slank en charmant als de Kluten die ze zich herinnert, maar de punt van de snavel krult opvallend naar boven. Limosa vindt het maar een vreemd gezicht, die snavel. Ze staart er zo verbaasd naar dat het opvalt.
“Kunnen we je ergens mee helpen?” vraagt een van de vogels die naderbij is gekomen. “Nee, nee,” stamelt Limosa. “Ik dacht even dat ik de familie Kluut had gevonden, maar ik zie dat ik me heb vergist…”
“Nee hoor, wij zijn de familie Kluut.”
“Dus toch…” zegt Limosa, “dus toch…,” nog steeds starend naar die vreemde snavel. Maar dan richt ze haar blik op de sierlijke gestalten en zegt: “Wat fijn jullie terug te vinden. Ik ben op zoek naar de verhalen van de vogels die van de natte grasvelden zijn vertrokken. Mag ik zo onbescheiden zijn te vragen hoe het jullie is vergaan?”
“Het is een lang verhaal, een verdrietig verhaal, maar met een goede afloop,” zegt een van hen. “Wij zijn allemaal hier geboren, niemand van het oude land leeft nog, maar we kennen de verhalen.” Hij zwijgt en een andere vogel die van de ene op de andere lange poot wipt, neemt het over en vertelt bedachtzaam: “Ik heb het verhaal over onze overleving vaak gehoord. Op de grote natte weiden hadden onze ouders nauwelijks te eten. Wij Kluten zijn vreedzame vogels en vechten niet om eten ten koste van anderen, dat zit niet in onze aard. Moeder vertelde vaak hoe ontdaan ze was als ze haar soortgenoten zag vechten om een worm. De brutale vogels wonnen altijd. Voor haar en haar kinderen bleef er nauwelijks iets te eten over, zodat ze geen toekomst zag. Ze vertelde ons dat ze op een dag tegen vader zei: ‘Ik schaam me over mijn soortgenoten en ik maak me zorgen over de toekomst van onze kinderen. Laten we vertrekken en nooit meer terugkomen.’ Vader knikte slechts en diezelfde avond is de hele familie weggevlogen. Ze vluchtten weg en wilden de andere vogels nooit meer zien. Zo kwamen ze hier terecht, waar het water niet zoet is, zoals ze gewend waren op de natte weiden, maar ook niet zout. In het begin was het moeilijk om in dit brakke water voedsel te vinden. Omdat het eten hier klein is en verstopt in de modderige bodem, moesten ze anders leren eten. Eten in de modder kan je niet zien, dat moet je voelen met je snavel. Daarom schoven ze altijd met een scheve kop hun lange rechte snavel over de bodem wat een hoop nek- en rugpijn veroorzaakte. Door alle honger die ze geleden hadden waren ze erg verzwakt, maar dat had als voordeel dat hun snavel zacht was geworden. Langzaam maar zeker ging het bovenstuk van hun snavel omhoog staan, waardoor ze hun kop niet meer in een onmogelijke hoek hoefden te draaien. Wij hebben het ook nog moeten leren, maar onze kinderen hebben zachte snavels, die vormt zich dus snel. We hebben het hier goed.” Zwijgend kijken ze in de verte. Limosa knikt en wenst de Kluten alle goeds.
Ze vliegt verder naar het noorden, naar de modderige zandplaten tussen de eilanden, het wad. Daar loopt ze pardoes de familie Schol tegen het lijf. Was ze al verbaasd over de wonderlijke snavel van de kluten, wat ze hier op het wad ziet, is helemaal verbazingwekkend: de familie Schol is vrijwel onherkenbaar veranderd in een groep luidruchtige, stoere vogels in een zwart-wit verenpak met knalrode snavel en rode poten. Waar is die bange familie gebleven die door de honger niet goed groeide en altijd weggedoken aan de rand van de natte weiden zat? Een metamorfose! Op haar vraag praten en lachen ze allemaal opgewonden door elkaar, druk de kop op en neer bewegend. “We waren het zat op die natte weiden, met al die vreselijke steltlopers die ons eten jatten. Dat waren ontzettende eikels. Op een nacht zijn we ’em gesmeerd en na wat gedoe ontmoetten we een ekster. Een brutale lawaaipapegaai, maar hij hielp ons wel! Daarom hebben we later ‘ekster’ aan onze naam geplakt: familie Scholekster, hahaha. Die ekster wees ons de weg naar een tovenaar. En die vent zei: ‘Zeg maar hoe je het wilt hebben,’ hahaha, nou dat wisten we wel: nooit meer bang zijn!” “En nooit meer honger!” riep een ander. “En toen zei die tovenaar: ‘Als je nooit meer bang wilt zijn, mag iedereen je zien en horen, toch?’ Wisten wij veel. We zeiden ja, en toen kregen we die gave rode snavel, rode poten en stembanden waar je u tegen zegt, hahahaha! En sterke snavels om schelpen te kunnen kraken. Nooit meer honger, hahahaha. We weten nu de hardste schelpen open te breken – lekker man!” Het hele groepje barst in lachen uit, waarop ze zo druk met en door elkaar beginnen te kwetteren dat ze Limosa Grutto vergeten. Die vliegt rustig weg, terug naar de natte weiden. Terwijl de zon ondergaat landt ze op haar dode boomstronk, vanwaar ze uitkijkt over de weidse vlakten en waar ze rustig kan nadenken over al het wonderlijke wat ze heeft gehoord.
De kluut (Recurvirostra avosetta) is een schuwe vogel die leeft in kale pionierslandschappen, het liefst in het brakke water achter de kust, maar hij is ook te zien in het binnenland in zoet water met ondiepe zanderige oevers. Deze zwart-witte vogel met een spanwijdte van een kleine 80 cm heeft een opvallende omhoog gebogen, lange dunne snavel. Met snelle maaibewegingen haalt hij op de tast kleine diertjes uit de bovenlaag van de modder.
Een kwart van de klutenpopulatie broedt in Nederland, meestal op de wadden. Eind juli verzamelen ze zich in grote groepen om daar te ruien. De jongen vertrekken in september naar het zuiden, de ouderen in november. Er zijn in Nederland zo’n 5000-6000 broedparen en hun aantal groeit langzaam. Een kluut kan 27 jaar worden.
De scholekster (Haematopus ostralegus) is een kustbewoner in Noordwest-Europa. Een vogel met opvallend ronde vleugels en een spanwijdte van zo’n 80 cm. Hij broedt ook massaal in weidelanden. Daar eet hij schelpen, wormen en insecten, op het wad en in de delta vooral kokkels en mosselen. De schelpen die hij openbreekt zijn zo hard dat de snavel snel slijt, wel 0,4 mm per dag, maar die groeit gelukkig ook weer aan. Hij is trouw aan zijn geboortegrond en keert daar altijd naar terug, ook al zijn de leefomstandigheden er verslechterd. Door onder meer het vroege maaien en door gebrek aan voedsel als gevolg van afname van kokkels en mosselen door overbevissing in de Waddenzee en de delta, overleeft slechts 0.2% van de jongen het eerste levensjaar. In 20 jaar is hun aantal meer dan gehalveerd. Die afname werd aanvankelijk niet opgemerkt omdat ze wel 40 jaar kunnen worden. De scholeksters die we zien zijn dus vooral “bejaarden”. Het lijkt erop dat ze zich wel aanpassen; de laatste jaren broedt een klein deel op grintdaken in de steden.
In de winter kan je genieten van grote groepen die zich plotseling wenden in de lucht. De lage zon schijnt dan schitterend op de witte buiken.
© Els Baars, Natuurverhalen.nl