Bewonder eens de schitterende bloemen van de lange Reuzenbalsemien met dit sprookje in je achterhoofd. Een verhaal van standvastigheid en strijd. Een sprookje over schoonheid die zich niet onderwerpt aan kwade invloeden. De ontroerende geschiedenis van Meying (beeldschone bloem) en Wei (grote kracht), geschreven door mijn gewaardeerde redacteur Kees Goossens.
Toen Meiying in een bergdorpje in de Himalaya geboren werd, was ze een heel gewone baby. Maar toen ze begon te groeien wist ze niet van ophouden en al op jonge leeftijd stak ze met kop en schouders boven haar leeftijdgenootjes uit. Dat was voor de dorpsjeugd aanleiding voor heel wat spottende opmerkingen, die Meiying minzaam negeerde. Maar Meiying werd niet alleen steeds langer, ze werd ook steeds knapper. Met het verstrijken van de jaren maakten de spottende opmerkingen plaats voor jaloerse blikken van de meisjes en bewonderende blikken van de jongens. Wie had ooit zulke sensuele lippen gezien? “Zoenlippen,” zeiden de jongens die allemaal bij haar in het gevlei probeerden te komen. Maar Meiying was van jongs af aan verliefd op Wei, haar buurjongen en haar speelkameraadje uit haar jeugd. Ze wisten allebei dat ze voor elkaar bestemd waren en met elkaar zouden trouwen en toen ze op zekere dag aan Meiyings ouders vertelden dat ze trouwplannen hadden waren deze dan ook niet verbaasd. Niettemin stonden ze bepaald niet te juichen van geluk. Want als hardwerkende maar arme handwerkslieden waren ze niet in staat een bruidsschat voor haar bij elkaar te sparen. Zelfs geen bruidsjapon. En een familie die dat niet op kon brengen ervoer dat als een diepe schande.
Meiying had al jong geleerd de handen uit de mouwen te steken: niemand die zo goed kon spinnen en weven en naaien en borduren als zij! Vrijwel geen vrouw in het dorp die niet haar hulp inriep bij het maken of herstellen van hun kleding. Meiying deed het graag – en voor niets. De vrouwen hadden haar altijd bedankt met een diepe buiging van erkentelijkheid. Nu ze hoorden dat Meiying haar huwelijk had moeten uitstellen omdat haar ouders geen trouwjurk konden betalen, stopten de vrouwen die het missen konden haar wat geld toe.
Na verloop van tijd had Meiying voldoende weten te sparen om een paar pond boomwol te kopen. Met ijverige handen spon ze de boomwol tot garen, weefde van het garen een mooie lap stof en maakte van de stof een jurk. Elk moment dat ze vrij was werkte ze aan haar jurk. Ze borduurde de mooiste bloemen, sommige glanzend als goud, andere groen als jade of blauw als de lucht. Aan de zoom zette ze een strook van kant waarop ze met glanzend zijdegaren een doorlopende slinger van trosjes lila, roze en lichtgele bloemen borduurde, afgewisseld met kleine steentjes die door het water van de rivier glanzend gladgeslepen waren en die Wei af en toe voor haar meebracht.
De vrouwen uit het dorp zagen hoe de jurk geleidelijk aan de mooiste trouwjurk werd die ze ooit gezien handen. Maanden en maanden werkte Meiying aan haar bruidsjurk. Eindelijk kwam het ogenblik van de laatste steek: ze kon er niet genoeg van krijgen naar haar creatie te kijken.
Meiying was nog maar net klaar toen de bergheks brutaal bij haar binnenviel.
“Ik heb van de vrouwen uit het dorp gehoord dat jij de mooiste trouwjurk gemaakt hebt die ze ooit gezien hebben. Zou ik hem eens mogen bekijken?”
Trots haalde Meiying haar jurk tevoorschijn.
“Weet je, over een paar weken gaat mijn dochter trouwen. Zij wil de jurk graag van je lenen,” zei de heks. Om er vervolgens gemelijk aan toe te voegen: “Dat vind je wel goed, neem ik aan…”
“Nee,” zei Meiying vastberaden, “ik geef mijn jurk niet af. Nooit. Voor mij is die jurk het meest kostbare dat ik ooit bezeten heb.”
“En daar blijf je bij?” vroeg de bergheks nadrukkelijk.
“Zeker weten,” zei Meiying.
De heks keek haar met vlammende ogen aan en dreigde: “Daar zul je nog spijt van krijgen, meisje!”
Toen de heks stampvoetend vertrokken was, haastte Meiying zich naar Wei die op het land bij de rivier aan het werk was. Omdat ze bang was dat de heks tijdens haar afwezigheid de jurk alsnog stiekem zou inpikken, wikkelde ze hem in een doek en nam hem mee.
“Tja,” zei Wei toen Meiying had verteld wat haar was overkomen, “je weet niet wat je over je afroept als je de bergheks kwaad maakt. Misschien kan ze hem lenen voor die ene dag en…”
“Nee,” riep Meiying, “nooit van mijn leven! Ik heb maanden zitten zwoegen om de mooiste trouwjurk te maken die je je kunt voorstellen.” Ze wist dat het tegen alle regels inging dat haar verloofde de trouwjurk te zien kreeg voor de heugelijke dag, maar om hem te overtuigen begon ze de jurk uit te pakken. “Kijk,” zei ze, “hier heb ik maanden en maanden op zitten zwoegen!” en ze hield de jurk voor hem omhoog.
Weis mond viel open van verbazing en bewondering. Maar als op een afgesproken teken kwamen plotseling uit alle windstreken eksters aanvliegen, stortten zich op de jurk, grepen die vast en wilden ermee wegvliegen. Terwijl Wei niet besefte wat er gebeurde, kon Meiying haar jurk nog net bij de zijden strook vastgrijpen. De eksters sleurden haar mee over het veld. Een tweede groep eksters kwam nu krijsend naar beneden. Met hun spitse snavels begonnen ze op de jurk in te hakken. De bontgeschakeerde jurk viel in flarden uiteen zodat Meiying in de snelstromende rivier terechtkwam en verdronk. Kleine, kleurige stukjes stof woeien als vlinders weg op de wind.
Overmand door verdriet sloot Wei zich op in zijn huis. Het land bleef onbewerkt en raakte overwoekerd door onkruid. Pas in het najaar kon hij de moed opbrengen terug te gaan naar de plek waar zijn aanstaande door het water was meegesleurd. Al van verre zag hij tussen het hoogopgeschoten onkruid op ranke, rode stengels lila, roze en lichtgele bloemen als sensuele lippen. Hij herkende de kleuren van Meiyings trouwjurk en wist onmiddellijk dat zijn grote liefde voortleefde in deze bloemenpracht. En toen hij de groene peulen beroerde die aan het einde van sommige stengels groeiden, gingen die spontaan open, als lippen die hem wilden kussen en sprong er spontaan een steentje uit waar Meiying altijd zo verrukt van was.
Iedereen kwam deze nieuwe bloemenzee bewonderen en iedereen was ervan overtuigd dat dit het werk van Meiying was. Tot woede van de bergheks en haar dochter, die probeerden om de bloemen uit te roeien. Maar tevergeefs, want hoe vaak ze het ook probeerden, telkens kwamen de bloemen van Meying terug, en telkens in nog grotere aantallen dan het jaar ervoor. Want Meying liet zich niet uit het veld slaan: ze wilde middels deze bloemen haar grote liefde tot troost zijn – als balsem voor zijn intense verdriet.
De Reuzenbalsemien hoort eigenlijk thuis in het Himalayagebied van Noord-India en Tibet. Halverwege de 19de eeuw is hij door tuinliefhebbers naar het Westen gehaald. Pas in de tweede helft van de vorige eeuw verwilderde de lange plant, eerst voornamelijk langs rivieren en vaarten, later op bijna alle vochtige, voedselrijke en wat beschaduwde gronden met grote bossen bloeiende planten. De plant groeit boven de hoogste begroeiing van bijvoorbeeld de grote brandnetel uit en kan dan wel twee meter worden. Is er weinig concurrentie om licht, dan wordt hij maar een halve meter. Reuzenbalsemien groeit razend snel in de vroege zomer met vlezige zachte stengels en bloeit van juli tot september om in de herfst helemaal tot op de grond af te sterven en te verdwijnen. De prachtige bloemen variëren van rozig wit tot diep rood. De zaadvorming is bijzonder en daar ontleent deze lange plant zijn naam aan in de volksmond: spring-balsemien. Tik eens een rijpe vrucht aan en geniet…
geschreven door de redacteur van mijn boeken, © Kees Goossens