een onaangepaste koningsdochter, de blauwe reiger (087)

Misschien is het je opgevallen dat blauwe reigers iets tegenstrijdigs hebben: aan de ene kant gedragen ze zich deftig en gracieus, aan de andere kant staan ze vaak brutaal naast vissers te bedelen en lopen ze soms zelf de keuken in om eten te stelen. Waarom deze grote watervogel zulk tegenstrijdig gedrag vertoont, lees je in dit nieuwe verhaal.

Hoewel koning Heron over een klein land regeerde had hij altijd internationaal groot aanzien genoten. Hij en zijn vrouw Egretta waren altijd graag geziene gasten aan andere hoven geweest, maar nadat de koningin na een slopende ziekte was gestorven, was hij meer en meer teruggetrokken gaan leven en wimpelde hij vrijwel alle invitaties af. Zo leefde hij dus teruggetrokken in zijn paleis, samen met zijn enige dochter, Grey genaamd. Hij was erg op zijn dochter gesteld, temeer daar het er lange tijd naar had uitgezien dat de koning en koningin kinderloos zouden blijven. Ze hadden daar allebei erg onder geleden en ten einde raad hadden ze de hulp ingeroepen van ‘s lands nationale tovenares. En met succes: binnen het jaar was de koningin bevallen van een prinsesje, dat ze Grey noemden. Het deed Heron veel verdriet dat zijn vrouw niet kon zien hoe Grey opgroeide tot een knappe meid met lange, slanke benen, een sierlijke, lange hals en een diepe stem die de koning een beetje zwoel vond klinken. Maar naarmate ze ouder werd, vertoonde de prinses een gedrag waar de koning bepaald niet blij mee was. Vaak zag hij haar in elkaar gedoken en met kromme rug aan de rand van de hofvijver voor zich uit staan staren. Soms ook zag hij haar met wapperende haren en grote stappen achter kikkers aan jagen waarbij ze het op een schreeuwen zette. Dan klonk er een diep, rauw “schraatsj” vanuit de tuin. De koning had geen idee waarom ze dat deed en haar schreeuw sneed hem telkens opnieuw door de ziel. En wat te denken van haar tafelmanieren! Als de koning zag hoe ze bijvoorbeeld een met zorg bereide sole à la meunière verslond, schaamde hij zich diep. En als er gasten waren kon ze zonder gêne naar het bord van een disgenoot zitten staren zodat die zich er ongemakkelijk bij ging voelen. De koning begon zich ernstig zorgen te maken over zijn opvolging. Een koningin moet immers beschikken over verfijnde manieren, belangstellend zijn en een voorbeeld voor haar volk, maar al deze eigenschappen miste ze. Hij vreesde dat ze de risee onder de vorsten zou worden en dat zou nadelig zijn voor het aanzien van zowel het Koninklijk Huis als het koninkrijk. Op zekere dag meende Heron dat het tijd was om zijn zorgen met zijn dochter te bespreken. “Als ik er niet meer ben, zul jij de troon bestijgen. Het volk verwacht dan een koningin die zich ook koninklijk gedraagt. En wat dat laatste betreft maak ik me ernstige zorgen. Je moet nog veel leren. Ik vroeg me af of het niet verstandig zou zijn je naar een adellijk internaat in het buitenland te sturen of een gouvernante voor je aan te stellen,” opperde hij.“Ik weet dat je je vaak voor mij geneert,” gaf Grey toe. “Ik doe echt mijn best om bij jou in de smaak te vallen, maar ik kan niet anders. Ik ben nu eenmaal wie ik ben. Ik wil niet statig door de gangen schrijden. Ik wil niet uren opzitten en gracieus glimlachen naar diplomaten en andere stijve harken die ik niet ken. Het leven hier aan het hof is niets voor mij. Ik wil buiten in de natuur zijn. Ik wil me vrij voelen. Ik ben ongelukkig, papa…” zei ze met vochtige ogen. “Probeer het,” smeekte de koning. “Probeer het voor mij.”Maar toen ze enkele maanden later tijdens het jaarlijkse defilé ter ere van ‘s konings verjaardag plotseling rauw “schraatsj schraatsj” schreeuwde, realiseerde de koning zich dat er weinig kans was dat Grey zich ooit als een echte koningin zou kunnen gedragen .Na vele slapeloze nachten besloot hij ‘s lands nationale tovenares te raadplegen. Eigenlijk had de koning de pest aan die heks, die vaak de onbegrijpelijkste dingen uitkraamde, maar hij kon niet ontkennen dat haar bemoeienis met zijn kinderwens indertijd goed had uitgepakt. Dus… “Je weet,” zei hij toen hij tegenover haar in haar huis zat, “dat ik erg op mijn dochter gesteld ben. Maar ook dat ze een manier van doen heeft die je niet bepaald koninklijk kunt noemen. In gezelschap gedraagt ze zich soms zo ongegeneerd dat ik wel door de grond kan zakken van schaamte. Maar wat me nog het meest verontrust is dat ze ongelukkig is.”
“Tja,” zei de heks, “ik ben het helemaal met u eens. Ze gedraagt zich niet bepaald als een koningin in spe. Maar helaas, ik kan iemand mooier of lelijker maken, een bochel of een enorme neus bezorgen, maar iemands gedrag veranderen kan ik niet. Er schijnt een cursus te bestaan waarbij je dat kunt leren, maar daarvoor zou ik naar het buitenland moeten. Bovendien is het een cursus van jaren en ik voel me veel te oud om daar op mijn leeftijd nog aan te beginnen. Ik stel me tevreden met wat ik tot nu aan kennis vergaard heb…” en ze zwaaide achteloos met een arm in de richting van de twee heksendiploma’s die ingelijst achter haar aan de muur hingen.
De koning vroeg zich af waarom iemand die claimt mensen knapper te kunnen maken er zelf zo afstotend lelijk uitzag, maar hij hield wijselijk zijn mond. “Maar,” zei de tovenares plotseling de stilte verbrekend, “wat ik wel kan doen is zorgen dat ze gelukkig wordt.”
“Daar zou ik erg blij mee zijn,” zei de koning berustend, zonder ook maar enig idee te hebben van de gevolgen van zijn woorden. Toen de koning naar buiten wilde lopen, ging de heks recht voor hem staan en onder het uitspreken van wat onbegrijpelijke woorden strekte ze haar arm naar hem uit, spreidde haar vingers alsof ze de koning wilde wegduwen en keek hem aan met een blik alsof ze dwars door hem heek keek.
“Ga terug naar huis,” zei ze met schrille stem, “en je zult zien dat ze gelukkig is.”
Toen hij langs de hofvijver liep stond er een vogel met een lange hals, majestueuze vleugels en lange benen.
In het paleis was Grey nergens te bekennen. Maar van buiten klonk het “schraatsj, schraatsj” en met een brede, trage en gracieuze vleugelslag steeg de vogel omhoog. Om regelmatig naar de hofvijver terug te keren om een vis op te schrokken. Dit is iets wat ze tot op heden langs vijvers en sloten doet.
Mocht je eens zo’n majestueuze reiger zien staan, kijk haar dan eens diep in de ogen, dan kan je zien dat ze hier veel meer van geniet dan van een culinaire sole à la meunière.

De blauwe reiger, in het Engels “grey heron” genaamd, zien we zoveel dat zijn indrukwekkende verschijning niet meer opvalt. Toch verdient hij alleszins onze aandacht, want deze reiger is een van onze grootste vogels. Met een uitgestrekte hals is hij 1,5 tot 1,75 m lang, bijna net zo groot als een gemiddeld mens. Hij of zij (er is geen uiterlijk verschil tussen mannetje en vrouwtje) vliegt gracieus met vleugels die een spanwijdte hebben van bijna 1,5 m. Met recht een vogel met een koninklijke uitstraling.
Blauwe reigers eten vis, kikkers, insecten, en versmaden eieren, kuikens, jonge konijnen, muizen en mollen niet. Hoewel ze liever niet te grote vissen eten, is bekend dat ze soms een hele snoek naar binnen werken. Het merendeel van hun menu bestaat uit sprot, een vis die mensen niet lekker vinden.
Gedurende het jaar is het een solitair dier dat in zijn eentje aan de rand van het water staat, maar in de broedtijd, die al in februari begint, wonen ze met soms wel 100 paren in broedkolonies boven in bomen. In de baltstijd kleuren de poten en de snavel meer rood en oranje. Ze worden gemiddeld 25 jaar.

In de middeleeuwen werden blauwe reigers bejaagd voor de koninklijke dis. Reigerkolonies waren eigendom van de adel, die er onderling ruzies en zelfs oorlogen over voerde. Voor het “gewone volk” was jagen en eten van reigers zelfs ten strengste verboden. Volgens de overlevering heeft koning Hendrik VIII van Engeland in 1532 een feestmaal van 440 reigers geserveerd. De sierveren van de vogel werden tot in de twintigste eeuw gebruikt om deftige hoedjes mee te versieren.

De afgelopen eeuw werd er op reigers gejaagd omdat ze fuiken van de vissers leegroofden, maar ook door strenge winters en vervuiling van sloten stierven grote aantallen van deze waadvogels. De strenge winter van 1963 richtte een ware slachting aan; hun aantal kwam op een absoluut dieptepunt, waarna in Nederland de jacht op reigers werd verboden. In de jaren zestig werden ook beschermingsmaatregelen van kracht in Engeland en Duitsland. In de jaren zeventig in Frankrijk en België. Van schuw en teruggetrokken plattelandsvogels, zijn ze inmiddels soms zo brutaal geworden dat ze zich zelfs in de centra van de grote steden vertonen. Tegenwoordig schommelt hun aantal, afhankelijk van de winterkou, tussen de 10.000 en 13.000 paartjes.

 

© Els Baars, Natuurverhalen.nl

 

 

 

 

 

 

Post Author
Els Baars
Natuurverhalen