In ver vervlogen eeuwen deden veel verhalen de ronde over goed en kwaad, over God en de duivel. Heeft u zich wel eens afgevraagd waarom brandnetels brandende jeuk veroorzaken? De oorsprong is een hemelse list, gevolgd door een duivelse wraak. Luister naar dit duivelssprookje:
Toen God in den beginne de hemel en de aarde schiep zorgde Hij ook voor het voedsel voor mens en dier: graszaden voor de muizen, eikels voor de zwijnen, elzenzaden voor de putters en dennenappels voor de eekhoorns en de spechten. De duivel kreeg ook zijn deel, hij kreeg boekweit en haver en was er mee in z’n nopjes. Duizenden jaren later werden boekweit en haver hoofdvoedsel voor de mensen in de Lage Landen. Een engel overzag dit vanuit de hemel en repte zich naar God. “boekweit en haver zijn het basisvoedsel voor de mensen. Het kan nooit goed aflopen met de mensen als ze voor hun voedsel afhankelijk zijn van de duivel. Hij zal er misbruik van maken.”
Na overleg vertrok de engel naar het woongebied van de duivel en zag dat deze nog altijd erg in zijn nopjes was met zijn boekweit en haver. Hij was zo tevreden dat hij bijna de hele dag zong: “haver en boekweit, boekweit en haver, haver en boekweit, boekweit en haver.” De engel begreep dat de duivel niet zomaar afstand zou doen van deze gewassen en bedacht een listige wisseltruc. De engel ging naar de duivel en zei: “Nee, duivel, het is geen haver en boekweit, maar netel en distel.” De duivel keek haar aan of ze gek was en ging door met zijn ‘boekweit en haver’. De engel bleef maar zeggen: “Nee, netel en distel, distel en netel”, dagen lang. De duivel werd er gek van. Toen de duivel een nacht slecht had geslapen en de engel weer hoorde roepen, “netel en distel, distel en netel”, raakte hij in de war en zong “netel en distel, distel en netel”. Zodra de duivel dat zong gaf de engel de duivel netels en distels en ging er als een speer vandoor met de haver en het boekweit om de mensen de veilige voedselgewassen te geven.
Netels waren in die dagen nuttige planten, mensen maakten er touw en stoffen van. Toen de duivel de wisseltruc ontdekte werd hij razend en was des duivels. Als wraak voegde hij jeukend vuur toe aan de netels. Sindsdien branden mensen hun vingers als ze netels plukken en dat jeukt uren. Het is de vurige wraak die de duivel heeft toegevoegd aan de gezonde, veelzijdige netelplant, die daardoor een duivelsplant werd. Daarom noemen we deze brandende netel tot op de dag van vandaag de brandnetel.
Na het aanraken van brandnetels prikt en jeukt de huid. Maar als u brandnetel van onder naar boven oppakt, dan prikt u zich niet! Dat komt omdat de naaldjes met de brandende gifstoffen om hoog gericht staan. Prikt u zich toch, dan helpt het om de huid in te smeren met gekneusde blaadjes van planten die in de buurt groeien, vooral de hondsdraf en weegbree. De jeuk vermindert snel omdat deze planten antistoffen bevatten, Hoewel niet populair, zijn brandnetels heel nuttig. Vooral de jonge toppen worden gebruikt in soep en thee vanwege hun reinigend vermogen. Ze bevatten vitamine A en C. In brandnetelbossen leven veel vlinders, o.a. de atalanta, dagpauwoog en kleine vos zetten hun eitjes af op brandnetels. De rupsen eten ze zich vol aan de brandnetelbladeren. Diverse kleine vogels zoals de nachtegaal, broeden graag in de veilige omgeving van brandnetelbossen. Van de plantenvezels wordt neteldoek geweven voor kleding.