In de herfst en de winter kan je ze goed zien in de berken: een of meerdere takken met een groot aantal kleine zijtakken: Heksenbezems. Over het ontstaan van die wildgroei en wat heksen daarmee te maken hebben gaat het volgende verhaal dat vast uit de middeleeuwen komt:
Nee, je kunt het niet aan ze ruiken, of zien of horen: heksen zien eruit als gewone vrouwen. Ze leven te midden van ons, zonder dat we het weten. En overdag gedragen ze zich ook heel gewoon. Ze zijn misschien een beetje meer op zichzelf en zullen je niet gauw op de koffie vragen, want zijzelf zijn zich er natuurlijk wel degelijk van bewust dat ze anders zijn. Hun geheim durven ze niet bekend te maken, want veel mensen zijn bang gemaakt voor heksen.
Het leven van een heks is hierdoor soms eenzaam. Daarom zoeken ze elkaar geregeld op. Om hun kruiden- en giffenkennis met elkaar te delen, maar ook gewoon voor de gezelligheid. Al zijn ze anders dan gewone mensen, een heks is ook maar een mens en houdt van vertier.
Om te voorkomen dat hun geheim bekend wordt, komen ze alleen ’s nachts bij elkaar, als iedereen slaapt. En voor de zekerheid doen ze dat op plekken waar niemand komt, diep in het bos. Die plekken zijn moeilijk bereikbaar, maar wat een slimme oplossing hebben ze hiervoor bedacht: vliegen! Vliegen op een bezem, de heksenbezem.
Eens, op een warme herfstnacht, werden weer enkele nieuwelingen ingewijd in de oude heksengebruiken. Na afloop was er een gezellig feestje. Iedereen keuvelde met iedereen en de zelfgebrouwen drank vloeide rijkelijk. Te rijkelijk, want bijna alle heksen werden dronken en vergaten de tijd. Een jonge heks die zwanger was en niet had gedronken zag plots de ochtend gloren en riep verschrikt: “Vlug we moeten naar huis, de zon komt op!”
De dronken heksen sprongen op de bezems en zoefden richting huis. Helaas te laat. Toen de eerste zonnestralen over de horizon reikten, verloren ze hun toverkracht en vielen de bezems naar beneden. Midden in het bos, met als gevolg dat de bezems verstrikt raakten in de takken van de bomen. De heksen klommen naar beneden en begonnen verwoed te trekken om de bezems los te krijgen, met als gevolg dat ze alleen de bezemstelen loswrikten. De takkenbossen bleven steken tussen de boomtakken.
Er zat niets anders op dan naar huis te lopen en onderweg een smoes te verzinnen voor hun gezin waarom ze ’s morgens vroeg met schrammen en bemodderde schoenen thuiskwamen…
De bezems van deze heksen hangen tot de dag van vandaag nog steeds in een aantal bomen. Deze heksenbezems doen boom noch mens kwaad, net zoals de meeste heksen geen levend wezen kwaad doen.
Heksenbezems komen vooral voor op berken, soms ook op eiken, iepen en pruimenbomen. In het Duits worden ze Mahrenest genoemd, waarbij Mare nachtelijke kwelgeest of heks betekent. Als je er een in een boom ziet lijkt het wel een vogelnestje. Van dichtbij kan je zien dat het een woekering van kleine takjes is.
In iedere boom of struik zitten “slapende knoppen”, die door een stofje van de boom “slapend” worden gehouden, waardoor ze niet uitlopen. Die slapende knoppen zijn nodig als het uiteinde van een tak afbreekt, bv. bij een storm. Dan wordt de remming uitgeschakeld en groeit de knop uit tot een twijgje. De schimmel Taphrina betulina, stopt deze remming, waardoor enkele slapende knoppen geprikkeld worden om vele korte takjes te produceren zonder dat de tak is afgebroken: de Heksenbezem. De woekering kost de boom wel energie maar hij heeft er weinig last van. De schimmel verspreidt zich via de sapstroom door de hele boom, waardoor je in de boom vaak op meerdere plekken Heksenbezems ziet. De Heksenbezem heeft de boom nodig als voedingsbodem en is in die zin parasitair.
vrije bewerking van een ooit gehoord sprookje © Els Baars, Natuurverhalen.nl