Neem eens rustig de tijd om naar het doen en laten van de nijvere en nuttige Mieren te kijken. Sommige slepen met dennennaalden of bladeren, andere met een dode vlieg. Weet je trouwens dat een Mier wel 100 keer haar eigen gewicht kan dragen? Er wordt wel gezegd dat steden op mierenkolonies lijken, maar zag je ooit een meer geordende samenleving? Wij mensen leren nog steeds van de mier, zoals blijkt uit deze oude, herschreven legende.
Lang geleden was er eens een koning die het even niet meer zag zitten. Hij zat in een dip – maar dat begrip kende men toentertijd nog niet. Het was niet zo dat zijn onderdanen ontevreden over hem waren. Beslist niet. Ze vonden dat hun vorst mooie redevoeringen kon houden. Elegant kon wuiven. Heel gracieus onderscheidingen kon opspelden. Maar de koning wilde méér. Eigenlijk was de koning juist ontevreden over zijn onderdanen. Hij wilde hen welvarender maken, ervoor zorgen dat alle inwoners een beter leven kregen en dat kon alleen als niet iedereen zo langs elkaar heen werkte. Er moest meer geordend worden gewerkt. Met meer efficiency – maar ook dat begrip kende men nog niet. Maar hoe kon hij dat bewerkstelligen? Hij overlegde met zijn raadsheren. Die waren het met de koning eens dat het er in het rijk wel erg chaotisch aan toe ging, maar een oplossing hadden zij niet. Hij overlegde met zijn ministers – die wisten het ook niet. De koning piekerde zich zo suf dat hij er doodmoe van werd.
Zoals gezegd: de koning raakte in een dip en de hofarts adviseerde hem een tijdje rust te nemen. Daarop trok de koning zich terug in een groot bos en nam zijn intrek in een verlaten jagershut. Urenlang dwaalde hij door het stille woud. Hij keek naar de imposante, oude bomen, voelde de wind, rook de hars van het hout en hoorde de vogels zingen. Het was lang geleden dat hij zoiets had ervaren. Maar al snel kwamen zijn zorgen weer naar boven.
Op een dag, terwijl hij weer liep te piekeren, viel zijn oog op lange rijen mieren die over het bospad marcheerden. Hij stond stil, keek aandachtig en dacht: Wat lopen ze geordend, niemand die dwars ligt, de ene rij loopt naar het noorden, de rij ernaast naar het zuiden. Als mijn onderdanen het ook zo zouden aanpakken, zou dat veel ergernis en geruzie schelen. En het zou ze uiteindelijk meer voorspoed brengen!
Nieuwsgierig volgde de koning de mieren tot hij bij een grote hoop dennennaalden kwam waar de mieren in en uit liepen. Een lange tijd stond hij te kijken en hij raakte steeds meer onder de indruk van dit goed georganiseerde volkje. Toen zei hij tegen de mieren: “Ik ben de koning van dit land en ik wil met jullie leider spreken.” De mieren marcheerden gewoon door.
De koning was niet gewend dat hij genegeerd werd en hij stampvoette van boosheid op de grond. Direct stormde een leger mieren uit de dennennaalden, viel de koning aan en prikte hem met mierenzuur. Hij probeerde de mieren van zich af te slaan, maar het was onbegonnen werk, want er kwamen steeds weer nieuwe. Boos en verbaasd trok hij zich terug.
Nadat hij een tijdje op een boomstam had zitten nadenken, besloot hij een nieuwe poging te wagen. Voorzichtig liep hij terug naar de mierenhoop en vroeg beleefd: “Kan ik jullie leider spreken over zijn wijze regeermethode?”
Een rij soldaten marcheerde naar buiten, stopte vlak voor de koning en de generaal van de mieren zei: “Wij hebben geen leider, we hebben een koningin. En zij komt nooit buiten.”
De koning knielde deemoedig en antwoordde: “Ik ben de koning van dit land en ik zou graag met uw wijze koningin spreken over haar manier van besturen. Ik ben te groot om naar binnen te gaan. Weet u een oplossing?”
De soldaten marcheerden terug het nest in. Nog nooit had de koning zo lang moeten wachten, maar uiteindelijk werd er een grote mier naar buiten gedragen en hij wist dat dit Koningin Mier was.
De koning pakte heel voorzichtig de koningin op, zette haar op zijn hand en zei: “Dank u koningin dat u naar buiten hebt willen komen. Ik ben koning van dit land, maar er heerst chaos. Iedereen werkt langs elkaar heen. Hoe kunt u uw volk zo zonder gemor uw opdrachten laten uitvoeren?”
Koningin Mier riep gebiedend: “Wilt u mij ogenblikkelijk neerzetten! Ik ben niet gewend op deze manier te worden toegesproken!” Voorzichtig zette de koning Koningin Mier terug en ging op zijn buik liggen om met haar op gelijke hoogte te converseren.
Wat zij daar hebben besproken kon niemand horen. Maar na dit gesprek keerde de koning terug naar huis, veranderde zijn regeerstijl en al snel leefde zijn volk ordelijk, tevreden en in voorspoed.
Mieren zijn de meest voorkomende bodeminsecten en leven al vele miljoenen jaren overal op aarde, behalve op de Noord- en Zuidpool. Een mierenkolonie begint met één bevruchte koningin die een nest maakt en zelf de eerste eieren verzorgt tot de jonge werksters het overnemen. De koningin komt nooit meer buiten, haar hele leven legt ze eitjes die haar mierendochters verzorgen en zo groeit de kolonie. Sommige nesten bevatten een paar koninginnen. Een mierenkoningin kan 15 tot 25 jaar worden, de vrouwelijke steriele mieren, de werksters of soldaten ongeveer 1 jaar. Een keer per jaar vliegen alle mannetjes uit alle kolonies uit, evenals enkele jonge koninginnen, vaak op een warme zomerdag na een regenbui. Diverse mannetjes bevruchten de jonge koninginnen. De kleinere mannetjes sterven en de jonge koningin sticht een nieuwe kolonie.
De Mier heeft het beste reukorgaan van alle dieren en het is haar belangrijkste zintuig. Een mier heeft twee lange voelsprieten die ze voortdurend rondzwiept om overal aan te voelen, te ruiken en te proeven. Die voelsprieten worden vaak schoongemaakt met speciale borstels op de voorpoten. Een mier proeft door met de voelsprieten over het voedsel te strijken. Ze communiceert ook met het geurzintuig: kijken of de andere mier geen vijand is, de weg uitzetten, voedsel zoeken en gevaar aangeven. De geursporen komen uit een klier uit het achterlijf dat daarvoor steeds beweegt. Een mier heeft geen longen, zuurstof komt binnen via spleten in het achterlijf.
Mieren houden van warmte en bouwen hun nesten op plekken waar de warmte wordt vastgehouden, zoals onder een warme steen of aan de zonzijde van een boom. Als het koud is worden de ingangen van het nest gesloten en ‘s winters blijven de mieren binnen. Voor de juiste vochtigheid voor de eieren en de larven slepen ze druppels water naar te droge ruimten.
Een bosmierennest kan wel een omtrek hebben van 3 meter en een hoogte boven de grond van 1,5 meter, waar wel zo’n kleine miljoen werksters leven Zo’n kolonie kan in één jaar wel 8 miljoen kleine insecten verorberen.
Stedenbouwkundige architecten zeggen veel van mierenkolonies te leren over organisatie, luchtstromen, temperatuurregulering, verkeersstromen en meer.
© Els Baars, Natuurverhalen.nl, zeer vrij gebaseerd op een oude christelijke mythe