Dieren lijken in menig opzicht op mensen. Zo zijn er slimme en sluwe, domme en wijze, listige en leugenachtige dieren. En net als bij de mensen is het helemaal niet vanzelfsprekend dat oud gelijkstaat aan wijs. In dit nieuwe sprookje denkt een meisje dat wijsheid schuilt bij de oude en grote dieren van haar land.
In een klein land aan zee leefde eens een meisje, Anna geheten, dat piekerde over de dood van haar opa. Waarom moest die vrolijke, zorgzame en wijze steun en toeverlaat voorgoed uit haar leven verdwijnen? Ze vroeg het aan haar ouders, maar die wisten het niet. “Vraag het maar aan het dorpshoofd,” zeiden ze, “die is oud en dus wijs; die zal het wel weten.”
“De dood hoort nu eenmaal bij het leven,” zei het dorpshoofd. Anna vond dat geen afdoende antwoord. Ook de antwoorden van alle andere mensen van het dorp die Anna bevroeg stelden haar niet tevreden. Ze besloot zich tot grote en sterke dieren te wenden.
Anna ging op zoek naar het grootste landdier dat ze kende, met de mooie naam “edelhert”. Een groot en statig dier met zo’n naam moest wel edel en wijs zijn. Toen het hert haar zag, wilde hij meteen weglopen, maar Anna riep: “Edelhert, ik wil u iets belangrijks vragen.” Met het enorme gewei dreigend vooruit, kwam het hert behoedzaam dichterbij. Toen het meisje haar vraag had gesteld, keek het hert haar met zijn grote bruine ogen aan en met een diepe bas bromde hij: “Ik kan dan wel het grootste dier van het land zijn, maar ik weet niet veel van de dood. Wij zijn prooidieren en rennen zo hard mogelijk om aan de dood te ontkomen. Roofdieren willen niets liever dan ons doden. Dat is wreed – maar het is niet anders. Verder weet ik het ook niet, mijn kind, probeer het eens bij de roofdieren, die zullen er wel meer verstand van hebben.” En op een drafje verdween hij het dennenbos in.
Teleurgesteld besloot Anna haar probleem dan maar voor te leggen aan de grootste roofvogel die ze kende: de zeearend. Na lang lopen zag ze hem met zijn reusachtige vleugels vliegen en ze schreeuwde: “Zeearend, wie is de oudste arend van ons land? Ik wil iets belangrijks vragen.” Vol ontzag keek ze naar de grote bevederde poten met gele klauwen die de arend dreigend naar voren stak toen hij landde op een kale boomtak. Anna stelde haar vraag en de arend opende zijn grote gele, kromme snavel en sprak krassend: “Ik ben dan wel de grootste en oudste roofvogel van het land, hahaha, maar ik ben niet zo wijs als de mensen vaak denken. Er is hier genoeg te eten voor mij en met een volle buik word je lui, hè, hahaha. Nee, denken, daar doe ik niet aan, ben je gek, het leven is veel te leuk om je zorgen te maken. Voor veel dieren heb ik de gedaante van de dood, ik leef door te doden. Verder heb ik van de dood geen verstand, wil ik ook niet, hahaha. Vraag het eens aan de waterdieren, ze zeggen dat die de oeroude wijsheid in zich hebben.” Lachend vloog de zeearend de lucht in.
Anna besloot het grootste waterdier te gaan zoeken. Ze voer mee met een zeiler die haar op een zandbank afzette. Ze zag hoe de vette zeehonden lagen te glimmen in de zon. “Zeehonden, ik wil iets belangrijks vragen aan de oudste zeehond.” Een dier met veel littekens keek haar met zijn grote ogen ontwapenend lief aan, luisterde naar Anna’s probleem en blafte: “Ja, ja, wij zijn wel de grootste waterdieren van het land, maar van de dood hebben we geen verstand. Wij doden vissen om in leven te blijven. Jij eet toch ook vis? Waar maak je je druk om, geniet van de zon!” en hij rolde zich lekker op de rug. Na een tijdje kwam er een kleinere zeehond naar haar toe hobbelen en zei: “We zijn dan wel de grootste zeedieren van jouw land, maar ik kan je geen antwoord geven met woorden. Voor echte wijsheid zijn geen woorden, kind, wijsheid moet je ervaren, die zit vanbinnen.” De zeerob keek haar liefdevol aan en Anna gaf teleurgesteld haar zoektocht op.
Moe van haar tocht ging het meisje tegen een oude wilg zitten. “Is er dan helemaal niemand die weet waarom mijn opa dood is gegaan?” vroeg ze zich hardop af. Daarop lispelde de boom: “Ik ben dan wel niet de grootste boom, maar ik heb een lang leven achter de rug, heb veel meegemaakt en gezien, tijd gehad om te denken en te voelen en ik heb de wijsheid van mijn voorouders in me. Ik ben oud, de stormen hebben me gehavend, van binnen ben ik helemaal uitgehold, maar iedereen is dol op me. Dieren schuilen bij me in de winter, drinken het water dat ik in mijn holtes bewaar, vogels broeden in mijn pruik, insecten eten mijn stuifmeel, mensen maken manden van mijn takken. Mijn soort wordt niet oud; wilgen vallen om bij een harde storm. Weet je dat uit een omgevallen oude wilg direct nieuwe wilgen groeien? Wij wilgen hebben er voor gezorgd dat jouw moeraslandje stevige grond onder de voeten heeft. Iedereen levert zijn bijdrage aan het leven. Ik, jouw opa en ook jij. Je opa is omgevallen zoals een oude wilg, maar uit hem zijn kinderen en kleinkinderen zoals jij voortgekomen en jullie leven verder en vernieuwen de aarde.”
Anna dacht dat ze het begreep. Moe maar tevreden viel ze tegen de holle stam in slaap.
Een Edelhertman in de kracht van zijn leven is indrukwekkend met een grootte van ruim 2 meter en een gewicht van 250 kg. Het zijn de grootste dieren van Nederland en België. De vrouwtjes, hinden, zijn veel kleiner. Edelherten worden bejaagd door roofdieren en mensen. Daarom zijn ze met hun scherp ontwikkelde zicht, reuk en gehoor heel alert.
Gezonde herten tussen de 8 en 12 jaar hebben de grootste geweien, die wel 90 cm groot kunnen worden en 10 kg wegen. Het aantal vertakkingen zegt niets over de leeftijd. Vanaf februari valt een gewei af, het eerst bij de sterksten, om in vijf maanden weer aan te groeien. Tijdens de groei is het gewei bedekt met een goed doorbloede en gevoelige zachte huid. Als het volgroeid is sterft de huid af en gaat jeuken. Door tegen bomen te schuren, vegen ze de huid van het gewei af. Samen met de sappen van de beschadigde takken geeft de bloederige huid het gewei de bruine kleur.
Edelherten kunnen tussen de 16 en 25 jaar worden. Ze leven het liefst in open grasvlakten met beschutting van bomen. In de Oostvaardersplassen waar niet gejaagd wordt zijn het dagdieren, maar elders zijn ze schuw door de jacht en verstoppen ze zich overdag. Aan de kale witte onderkanten van struiken kan je zien dat ze in de winter boomschors eten. Dat geeft de Oostvaardersplassen zijn karakteristieke begroeiing met veel dode of halfdode bomen en struiken.
In de voorbije eeuwen verdwenen Edelherten door het ontginnen van de “woeste gronden” en de jacht. In Nederland leven weer duizenden dieren sinds de herintroductie in de 18de eeuw voor de jacht op de Veluwe. In de 20ste eeuw zijn ze in de Oostvaardersplassen uitgezet om de bodem te begrazen. In België komen ze weinig voor. In volledige vrijheid zijn het dieren die steeds verhuizen naar rijkere voedselgebieden. Doordat natuurgebieden onderling geen uitwisseling hebben, kunnen ze bij overbevolking niet migreren. Op de Veluwe wordt het aantal in toom gehouden door de jacht en in de Oostvaardersplassen door de hoeveelheid voedsel, waardoor in de winter veel jonge en zwakke dieren sterven.
Voetnoot: Informatie over de zeehond en de zeearend: zie hun verhalen
© Els Baars, Natuurverhalen.nl