Sinds lang wordt de arend als koning der vogels gezien. Maar ook in vogelland is de koning niet langer onaantastbaar en roeren de onderdanen zich, zo lees je in dit nieuwe sprookje.
De zeearend met zijn gele klauwen recht vooruit, grijpt de meerkoet van de waterkant. Verbijsterd ziet het mannetje zijn vrouwtje bungelend aan de poten van de arend verdwijnen. De meerkoet zwemt met zijn vleugels en veren uitgezet briesend naar de kant waar de waterral en de waterhoen vol afschuw zijn verhaal aanhoren. Verontwaardigd tiert de weduwnaar: “Hoe kunnen ze een arend de koning der vogels noemen, een koning die zijn onderdanen opvreet? Hij is mijn koning niet!”
Lang spreken meerkoet, waterhoen en waterral met elkaar en ze besluiten op de jaarlijkse vogelbijeenkomst de huidige koning der vogels, de arend, ter discussie te stellen.
Als alle vogels in de late zomer bijeen zijn, neemt de meerkoet het woord. Immer boos en op zijn kenmerkende botte wijze snerpt de watervogel: “Onze koning, de arend is een moordenaar! Hij vreet mijn familie en vrienden op, en niet alleen ons soort. Het is tijd voor een betere koning!”
Verbazing en opschudding onder alle aanwezigen, hoe krijgt die dwaze meerkoet het in zijn kop om de machtigste vogel tegen zich in het harnas te jagen?
Eerst vertelt een enkele vogel, later volgen velen met dramatische verhalen over de verliezen van dierbaren door de jacht van deze roofvogel.
De wijze oehoe gaat op een tak zitten, overziet zwijgend de kakelende menigte en neemt tenslotte het woord. Alle vogels zwijgen om te luisteren naar de oehoe, de grote wijze uil die nooit een woord te veel zegt.
“Vanmiddag kiezen we een koning. De arend kan herkozen worden, maar andere kandidaten mogen zich verkiesbaar stellen.” Iedereen kijkt gespannen van de arend naar de oehoe en zodra de arend knikt gaat de uil verder: “Gebruik de komende uren om onderling te bepalen aan welke eisen de koning der vogels moet voldoen.”
Tegen het einde van de ochtend is er een korte lijst waar de meeste vogels zich in kunnen vinden: de nieuwe koning of koningin eet geen andere vogels, respecteert iedere vogel, groot of klein, straalt gezag uit, lost onenigheid op en hij of zij gedraagt zich koninklijk.
De uilen willen de oehoe naar voren schuiven, maar deze weigert beslist: “Ik win toch niet omdat ik soms een jong vogeltje lekker vind.”
De reigers kiezen voor de grote zilverreiger, maar uit tactische overwegingen maken ze dit nog niet bekend.
De kippen, hoenders en rallen houden vol enthousiasme een pleidooi voor de fazant: “Bestaat er een vogel in ons land die mooier en sierlijker is dan de fazant met zijn lange staart en fantastisch gekleurd kop?”
De watervogels bejubelen de koninklijke knobbelzwaan: “Wat vliegt hij gracieus met zijn enorme vleugels, en zie eens wat een gezag zijn grote gestalte uitstraalt. En, niet onbelangrijk, wij maken geen onderscheid tussen man en vrouw.”
De spanning stijgt, de fazant en de knobbelzwaan zijn inderdaad twee koninklijke kandidaten. De beide vogels moeten laten zien daadwerkelijk over koninklijke eigenschappen te beschikken.
De toeschouwers zijn verbaasd, de zwaan met zijn lange hals en grote vleugels zwemt en vliegt koninklijk, maar als hij loopt is van schrijden geen sprake, wat een logge waggelende vogel.
De fazant daarentegen wandelt koninklijk en ziet er belangwekkend uit met zijn prachtige kop. Zijn uiterlijk is fantastisch, het vliegen wat schamel, maar zijn verenkleed is zeker majesteitelijk te noemen met zijn sierlijke lange staart, de warme bruine verenmandel, de witte ketting om de hals en de schitterende rode, groene en blauwe kleuren van zijn kop.
De menigte taxeert de twee kandidaten, wie is de ware koning der vogels? De keuze is moeilijk.
Plotseling springt de arend van zijn tak en loopt op zijn concurrenten af. De fazant zoekt in paniek dekking in de groep vogels. De zwaan daarentegen spreidt zijn machtige vleugels, zijn donkere ogen kijken duister en hij sist dreigend naar de arend. De vogels zijn onder de indruk van de standvastige en moedige zwaan en hun besluit lijkt vast te staan. De zwaan schudt zijn veren, hals en kop en kijkt de menigte zelfverzekerd aan, hij heeft mooi laten zien dat hij de meest geschikte kandidaat is, voor niemand bang, zelfs niet voor de arend.
Op het glorieuze moment van de knobbelzwaan, stapt plotseling de grote zilverreiger naar voren, met langzame weloverwogen stappen op zijn lange poten schrijdt hij naar de arend en de knobbelzwaan. Wat een koninklijke grote vogel in zijn hagelwitte verenmantel, zijn lange nek en slanke verschijning. Rustig vliegt zij met een majestueuze vleugelslag een rondje boven de vogels om daarna beheerst te landen. Plechtig spreekt zij: “Wij stellen ons kandidaat als koningin der vogels. Wij voldoen aan alle eisen, en dat niet alleen, wij zijn op eigen kracht naar dit land gekomen en niet zoals de knobbelzwanen of de fazanten die als huisdieren ingevoerd zijn en door de mensen van eten voorzien. Wij zijn de enige koninklijke wilde vogels!”
De vogels schreeuwen, krassen, kakelen en fluiten in verwarring door elkaar.
Op dat moment bast de arend: “Ik ben nog steeds koning der vogels en dat zal zo blijven!” Hij recht zijn kop en gaat verder: “Wie wil dat betwisten?” Dreigend kijkt hij met zijn priemende ogen alle vogels aan. Die zwijgen beduusd. Een voor een vliegen ze zwijgend huiswaarts.
Hoewel je niets ziet aan de uitdrukking op zijn kop, lijkt het of de arend triomfantelijk glimlacht als hij opveert en wegvliegt, de koning der vogels.
In de jaren ’70 was een vogelaar opgetogen als deze een GROTE ZILVERREIGER in de kijker kreeg. Sinds de eeuwwisseling trekken ze in toenemende aantallen naar West Europa. In Nederland broeden nu enige honderden paren en overwinteren er duizenden die afkomstig zijn uit oost Europa.
In de winter verzamelen ze zich tegen de avond om in grote groepen in rietvelden te overnachten. In de Nieuwkoopse Plassen slaapt een groep van bijna 300 zilverreigers.
De grote zilverreiger is ietsje kleiner dan de blauwe reiger, gedraagt zich als zijn blauwgrijze familielid, maar heeft een langere nek. Uiterst geduldig wacht hij tot er in het water een vis of kikker of op het land een muis of kikker langskomt. In de winter is zijn snavel geel en in de broedperiode donker. De aantallen kleine zilverreigers zijn veel lager en ze vertoeven vooral in Zeeland en de Wadden. In de winter heeft hij een donkere snavel. De kleine gaat in tegenstelling tot de grote zilverreiger actief achter voedsel aan.
De grote zilverreiger en de KNOBBELZWAAN hebben veel gemeen, beide grote witte watervogels en beide afkomstig uit Oost Europa. Is een grote zilverreiger slank en lang, met een spanwijdte van ruim 1,5 meter en een lengte van ongeveer 1 meter, de knobbelzwaan is hem in alle opzichten de baas, met gestrekte hals 1.5 meter lang en een spanwijdte van bijna 2,5 meter. Hij weegt ook veel meer en met zijn 12 kg is hij de zwaarste watervogel van West Europa. De knobbelzwaan is een echte vegetariër die met zijn lange nek diep in het water waterplanten of gras eet, de reiger is een liefhebben van visjes, kikkers en muizen. Bij beide vogels voegen zich in de winter bij de talrijke wintergasten uit het noorden en oosten en dan vormen ze grote groepen. De knobbelzwaan is in grote getalen te vinden in de omgeving van grote meren. Bij beide zijn man en vrouw nagenoeg gelijk.
De zilverreiger is echter op eigen kracht naar het westen en noorden getrokken, de knobbelzwaan is al in de Oudheid geïmporteerd en in gevangenschap door de mens gebruikt voor de veren, dons en het vlees. Toen ze economisch niet meer van waarde waren zijn ze losgelaten en verwilderd, maar nog steeds zijn veel zwanen vrij tam.
Man en vrouw knobbelzwaan vormen een leven lang een koppel en zijn in de zomer en winter samen.
De FAZANT is een totaal ander verhaal. Van oorsprong kwam hij niet in West Europa voor. De Romeinen hebben de fazanten geïntroduceerd voor de jacht en het vlees. In de 18e eeuw nam de jacht een grote vlucht en werden fazanten massaal uitgezet en gevoerd. Nu is dat officieel verboden en wordt bijvoeren steeds minder gedaan. De fazant is echter nog steeds vogelvrij en wordt nog altijd bejaagd. De fazanten scharrelen hun kostje nu zelf bij elkaar, wat vooral in de akkerbouwgebieden lukt. De aantallen elders nemen gestaag af.
De schitterend gekleurde haan heeft een harem van onopvallende vrouwtjes/hennen die een bruine camouflagekleur hebben.
© Els Baars, Natuurverhalen.nl