Dieren passen zich aan hun omstandigheden aan. Sommige gaan daarin erg ver, zoals de huisslak. Om niet uit te drogen en om zich te beschermen tegen vijanden woont dit bijzondere diertje niet alleen 24 uur per dag in zijn huisje, maar loopt hij ook met zijn huis op zijn rug rond. Wie doet hem dat na? Hoe dat zo gekomen is, lees je in dit sprookje.
Op een dag gaf koning Edelhert een groot feest voor alle dieren van zijn rijk. Daar was ook alle aanleiding toe: zijn vrouw was bevallen van een tweeling en bij hinden is dat een grote uitzondering. Alle dieren waren uitgenodigd om de twee kalfjes te komen bewonderen. Pronkend met zijn imposante gewei bewoog koning Edelhert zich met statige tred tussen zijn gasten en nam welwillend alle felicitaties in ontvangst – alsof hijzelf bevallen was.
De koningin, nog wat bleekjes van de zware bevalling, was zichtbaar ontroerd door die enorme kraamvisite. “Iedereen is gekomen om ons te feliciteren,” zei ze verheugd.
“Dat spreekt voor zich, ik ben nu eenmaal de koning,” vond het edelhert.
Natuurlijk was de hermelijn er, net als de merel, de zeehond en de eekhoorn. Maar ook de spin, het wilde zwijn en de muis waren gekomen.
De koning bekeek het gekrioel van zijn onderdanen met genoegen, tot hij verongelijkt tegen zijn vrouw riep: “Ze zijn niet allemaal gekomen. Ik mis er een! De slak is er niet! Hoe haalt die het in zijn hoofd niet te verschijnen? Dat is niet alleen onbeleefd, het is…het is… onbetamelijk!”
De ree hoorde dit, voorzag problemen voor de slak en haastte zich naar de steen waaronder de slak huisde.
“Waarom ben je niet gekomen slak?” vroeg de ree, “het is onbeleefd tegenover de koning.”
“Ach ree, ik ben het liefst alleen thuis. Ik vind het buiten in het veld niet leuk. Het is er licht en warm en dan droog ik uit. Ik ben ook altijd zo lang onderweg voor ik ergens ben, en dan ben ik bang dat ik mijn huis niet meer kan terugvinden tussen alle bladeren. En weet je, ik ben verlegen tussen al die vrolijke en drukke dieren. Nee, ree, ik kom liever niet.”
De ree vroeg hulp aan de geheimzinnige watervleermuis, die geruisloos in schemer en duisternis vliegt. Er werd beweerd dat hij wonderen kon verrichten.
“Tja, ik begrijp de slak heel goed,” piepte de vleermuis, “ik hou zelf ook niet zo van drukte en ben er snel tussenuit gepiept nadat ik de koning had gefeliciteerd met zijn nakomelingen.” Hij verzonk in diep gepeins en riep al snel: “Ik heb een oplossing. Ik kan er wel voor zorgen dat hij zijn huis altijd bij zich heeft, waar hij ook is.”
Ongelovig raspte de slak zachtjes: “Als dat zou kunnen, vleermuis, graag.”
Tot zijn stomme verbazing voelde het weekdier dat er direct een stenen huis om hem heen groeide. Als een jas, precies pas.
“Nu zal je je overal thuis voelen, slak, met je huis altijd bij je. Je hoeft ook niet meer bang te zijn om uit te drogen, en je zal nooit meer verdwalen.”
De slak bedankte de watervleermuis. Hij plakte zich vast op de hoef van de ree en samen togen ze naar de koning. Iedereen was verbaasd over de oplossing voor de slak, waardoor het verlegen slakje toch nog in het middelpunt van de belangstelling kwam te staan.
Huisslakken zijn ’s nachts en bij regen actief. De meeste slakken leven in het water. Landslakken bestaan ook grotendeels uit water. Ze hebben een slijmerige huid om uitdroging te voorkomen. Daarom leven ze in vochtige, dichtbegroeide plaatsen. Bij grote droogte en in de winter sluiten ze de opening van de schelp met een laagje kalkhoudend slijm waarin een kleine opening blijft voor zuurstof. Slakken zijn belangrijke opruimers in de natuur: dode bladeren maar ook dode regenwormen ruimen ze op. Ze hebben een mond met vele duizenden hoornachtige tandjes waarmee ze dunne laagjes weefsel van het voedsel schrapen. Als je goed luistert kan je het gerasp horen. Voortbewegen doen ze door te glijden over hun eigen slijm. Als het huisje te krap wordt produceren ze onderaan een nieuwe laagje kalk, waardoor de schelp groter wordt. Huisslakken kunnen wel 7 jaar worden, maar vaak worden ze veel eerder opgegeten door andere dieren zoals vogels, kikkers en slangen.
© Els Baars, Natuurverhalen.nl