OP DE VLUCHT, het peperboompje (107)

Het peperboompje komt in ons land sporadisch voor in loofbossen en tussen struikgewas. Daarnaast is het, ondanks de giftige vruchten, een populair struikje in (sier)tuinen. Volgens de Griekse mythologie is het boompje ontstaan in de oudheid. Hier een vrije interpretatie van de ontstaansgeschiedenis.

Voor Daphne, de bergnimf, was de natuur haar thuis. Ze genoot van het ruisen van de bladeren, het gezang van de vogels en de heerlijke  geuren van de bloemen. Uren kon ze staren naar wild stromende rivieren of de eindeloze zee. Als priesteres van Moeder Aarde had ze zich met hart en ziel verbonden aan de goden die de natuur bewoonden. Ze bewonderde de goddelijke pracht van al wat leefde zozeer dat ze één met de natuur wilde zijn en na verloop van tijd verwierf Daphne zowel de rust als de schoonheid van de natuur zelf. Dat bracht menige jongeling, zowel mens als god, het hoofd op hol, maar Daphne was er niet gevoelig voor.
Ook Apollo, de knappe god van o.a. de schone kunsten, muziek en dichtkunst, werd bekoord door haar uitstraling. Op een dag probeerde hij de schone nimf te verleiden en strooide zijn muzikale klanken haar bos in. Eros, de god van de liefde, stoorde zich aan zijn muziek en snauwde: “Geniet van de muziek van de stilte, die is mooier dan die van jou.” De god van de muziek was diep gekrenkt door die opmerking en antwoorde minachtend: “Ik speel de lier duizend maal beter dan jij kan schieten met je boog.” Waarop Eros zich weer zo beledigd voelde dat hij een pijl naar  Apollo schoot waardoor deze zich niet meer kon beheersen in zijn liefde voor de vrouw naar wie hij op dat moment smachtte.
Daphne hoorde de muziek en de ruzie en wist dat de pijl van Eros haar zou bedreigen. Ze verstopte zich onder dicht struikgewas, maar haar lichtgevende schoonheid straalde door de bladeren heen en Apollo naderde. Daphne vluchtte en rende als een gazelle door de bossen, achtervolgd door de verdwaasde god met zijn atletische lichaam. Toen haar krachten afnamen riep ze radeloos tot de goden: “Red mij uit de klauwen van Apollo!” Op het moment dat Apollo haar inhaalde, voelde ze dat haar armen in takken veranderden en haar voeten in de grond zakten, dat boomschors  haar lichaam omhulde en uit haar hoofd langwerpige bladeren ontsproten. Ontzet zag Apollo dat zijn buit hem  ontschoot. Hij herkende de schoonheid van haar lichaam in de zachte blanke boomschors en hij omhelsde haar, streelde haar takken en kuste de zoet geurende bloemen. Daphne werd hierdoor nog bozer en het gif van haar razernij doorstroomde haar. Apollo sneed takjes van de struik, vlocht er een krans van en sierde hiermee zijn hoofd, zodat Daphne altijd bij hem zou zijn. Hij pakte zijn lier en speelde een wonderschoon lied over de mooie nimf. Maar lang kon hij niet spelen: het giftige sap uit de takjes drupte op zijn hoofd en veroorzaakte vurige en pijnlijke plekken op zijn huid die ondraaglijk jeukten.
Om zijn eer te behouden bleef hij wel een krans dragen. Geen bladerkrans van Daphne, maar van bladeren die daarop leken en niet giftig waren: de bladeren van de laurier.

Daphne is in de gedaante van een struik blijven voortleven en heeft zich verspreid over  de hele wereld. Nog altijd is ze giftig van razernij, haar takken en bladeren, en zeker ook haar vuurrode bessen. Van de vogels is ze blijven houden: alleen hen schenkt ze haar bessen zonder dat ze gevaar lopen. De lijster, maar ook andere zangvogels, smullen ervan en verspreiden zo haar zaden over de wereld.
Aan het eind van de winter, als bijna alles nog kaal is, stralen haar tere roze bloemen in de kou en verspreiden Daphnes zoete geur.

De peperboompjesfamilie komt vrijwel over de hele wereld voor, vooral in warmere streken. Kenmerkend is de zijdezachte,  witte bast en veel soorten behouden hun bladeren het jaar door. Slechts één soort komt in de koudere streken voor en dat is de Daphne mezereum. Mezereum komt waarschijnlijk uit het Perzisch en betekent doden/vermoorden. In de late winter bloeien roze bloemen op de kale takken, die een zoete geur verspreiden. Daarna volgen de bladeren, die op wilgenblaadjes lijken en die in het najaar afvallen. Dan zijn de zwartbruine bloemknoppen zichtbaar in de oksels. In de bossen in het zuiden en oosten van ons land groeien de struiken, maar hun aantal is in de afgelopen decennia sterk afgenomen. Ze groeien in vochtige, niet te natte humusrijke loofbossen met een min of meer open bladerdak. In België komt zij vaker voor dan in Nederland.
Door haar mooie en vroege bloei is het een gewild struikje voor in de tuin dat in de vrije natuur verwilderen kan.
Apollo wordt altijd afgebeeld met een laurierkrans. Vreemd, omdat de mythe over
Daphne verhaalt. Laurier is geen Daphne, maar behoort tot een andere familie.
Over de bergnimf Daphne zijn in de oudheid meerdere mythen geschreven, waaronder deze.
(Rode peperboompje: Daphne mezereum; Zwarte peperboompje: Daphne laureola)

 

© Els Baars, Natuurverhalen.nl

Post Author
Els Baars
Natuurverhalen