Waarom de vleermuizen nachtdieren zijn (086)

Weet je dat lang geleden de vliegruimte voor de vogels beperkt was omdat de hemel heel dicht op de aarde hing? Met vereende krachten wisten de vogels daar verandering in te brengen. Maar dat ging niet zonder problemen en de vleermuizen speelden daarbij een belangrijke maar weinig sympathieke rol. Met alle gevolgen van dien, zoals je kunt lezen in dit oude verhaal.

Toen de aarde nog tamelijk jong was, hadden de vogels maar weinig ruimte om te vliegen. De hemel hing zo’n honderd meter boven de aarde en in die smalle luchtstrook tussen hemel en aarde was het dus een drukte van jewelste. De grote roofvogels vlogen noodgedwongen op dezelfde laagte als bijvoorbeeld de mussen, met als gevolg dat hoogvliegers en laagvliegers elkaar voortdurend in de veren zaten. Vooral de gier kreeg daar meer dan genoeg van: hij stootte voortdurend zijn hoofd tegen de onderkant van de hemel waardoor hij na verloop van tijd een kale kop had gekregen.

Hij deed zijn beklag bij de arend, de koning van de vogels. “Als de hemel wat hoger zou zijn,” zo sprak de gier, “zouden we allemaal meer ruimte hebben om te vliegen. Dan kunnen de grote vogels hoger vliegen en hebben de kleintjes beneden ook meer vleugelslag. Ik praat echt niet alleen uit eigenbelang,” zei hij, wijzend op zijn kale kop. “Vraag maar wat de ganzen, de grutto’s, de wulpen en al die andere trekvogels ervan vinden. En hebt u enig idee hoeveel verkeersslachtoffers er elke dag vallen als gevolg van dat drukke vliegverkeer?”
“We zullen het in beraad nemen,” sprak de arend majesteitelijk.
“Tja, dat kennen we,” zei de gier sarcastisch. “Ik heb zelf al een plan bedacht: als alle vogels van de hele wereld nou eens tegelijkertijd opvliegen om de hemel wat omhoog te duwen? We zijn met z’n miljoenen en miljoenen, dat moet toch te doen zijn? U kunt als koning iedereen verplichten mee te doen.”
Koning Arend had er wel oren naar, riep de vertegenwoordigers van de verschillende vogelsoorten bijeen en ontvouwde daar “zijn” plan. Het was de eerste keer dat de vogels de koppen bij elkaar staken om een probleem te bespreken. Groot en klein waren het al snel met elkaar eens: “Dat we daar niet eerder op gekomen zijn,” verzuchtte menigeen.
En zo zagen de mensen op een dag tot hun grote schrik en verbazing hoe de zon volledig verduisterd werd door enorme zwermen vogels die tegelijkertijd omhoogvlogen en met alle kracht tegen de hemel begonnen te duwen. Om na een kwartiertje uitgeput en teleurgesteld weer naar beneden te vallen. De hemel had weliswaar lichtjes bewogen maar was uiteindelijk geen millimeter omhooggeschoven. Er volgde na enkele dagen een nieuwe poging. En nog een. Na de derde mislukte poging cirkelde de grote, brede arend over het slagveld van uitgeputte vogels. Hij begreep er niets van dat het maar niet wilde lukken. Doet iedereen eigenlijk wel mee, vroeg hij zich af en liet zijn scherpe ogen over de terneergeslagen meute gaan. Plots bulderde hij: “Waar zijn de vleermuizen? Ik mis de vleermuizen!”

Alle vogels keken om zich heen en inderdaad, geen vleermuis te bekennen! Die zaten allemaal rustig te dutten in de warme zon. Alom verontwaardiging. Alle vleermuizen werden gedwongen mee te doen met een nieuwe poging. En jawel, de miljoenen vleermuizen gaven net dat beetje extra kracht dat nodig was. Krakend kwam de hemel los van zijn beklemming om vervolgens kilometers omhoog te schieten.
Dagenlang lagen de vogels uitgeteld in de velden en bomen te herstellen van de inspanning. Wat waren ze blij dat het eindelijk gelukt was. Maar ze waren ook des duivels op die luie vleermuizen met wie het de eerste keer al gelukt zou zijn.
Toen iedereen weer op krachten was gekomen, liet koning Adelaar de vleermuizen opdraven en tierde: “Ik weet wel dat jullie je nooit echt betrokken hebben gevoeld bij ons vogels. Maar wij hebben ons uit de naad gewerkt om ook jullie meer luchtruim te geven. Een beetje solidariteit zou op zijn plaats zijn geweest! Maar nee, bij onze eerste poging, bij de tweede én bij de derde hebben jullie je plicht verzaakt. Stelletje luie, asociale opdonders! Vanaf nu zijn jullie nachtdieren, zodat wij, de echte vogels, jullie nooit meer hoeven te zien.”
En zo geschiedde – tot op de dag van vandaag.

Doordat de hemel kilometers omhoog was geschoten, kregen de verschillende soorten vogels een eigen gebied in het luchtruim: de hoenders dicht bij de grond, de eenden, de roodborsten en de merels een tiental meters daarboven, de eksters, kraaien en zanglijsters daar weer boven, en de roofvogels en meeuwen kunnen sindsdien de wereld van grote hoogten bezien.
En de vleermuizen? Die vliegen nog altijd op dezelfde hoogte als indertijd, op huis- of boomhoogte, en laten zich alleen zien als het donker is.

Hoe hoog vliegen vogels? Lager dan je denkt. In het dagelijks leven vliegen de meeste vogels niet boven de 150 meter en de kleintjes, zoals roodborst en merel komen meestal niet hoger dan 30 m. Roofvogels vliegen hoger, die hebben overzicht nodig. Tijdens de vogeltrek in het voor- en najaar vliegen vogels hoger omdat ze gebruik maken van de thermiek. Ook vliegen ze liever in koelere luchtlagen om minder vocht te verliezen. De Vogelbescherming heeft een overzicht gemaakt: tijdens de trek vliegen ganzen 6,5 km hoog, bonte strandlopers en kanoetstrandlopers 7 km, grutto’s en wulpen 6 km, lijsters 3 km, torenvalken en houtduiven 2100 m, gierzwaluwen en kieviten 1800 m. De meeste zangvogels trekken tot 1500 m hoogte.

De Vleermuis is geen vogel maar een vliegend zoogdier. De grootste in onze regio is de Vale Vleermuis, met een spanwijdte van ongeveer 40 cm, de kleinste, de Gewone Dwergvleermuis, haalt de helft en weegt net zoveel als drie suikerklontjes. Een vleermuis heeft aan beide zijkanten vleugels, van de vingers tot en met de staart en de voeten. De vleugels zijn om te vliegen en dienen ook als vangnetten om tijdens de vlucht insecten te vangen. Watervleermuizen pakken met hun poten de insecten van het water. Als nachtdier leeft hij met zijn oren door echolocatie, waarbij de weerkaatsing van de signalen de omgeving en de prooien aangeven.

De meest voorkomende in ons land zijn de Gewone Dwergvleermuis, de Ruige Vleermuis en de Laatvlieger. Vleermuizen rusten overdag graag in spouwmuren, zolders van huizen of in holle bomen. In een nacht eet hij twee derde van zijn lichaamsgewicht en dat zijn zo’n 3000 insecten per nacht! Door de afname van het aantal vleermuizen overleven steeds meer insecten. In de VS worden speciaal voor de insectenjacht vleermuiskasten in boomgaarden geplaats. Vleermuizen kunnen 20 jaar worden en de oudst bekend is een Brandvleermuis van 41 jaar. Doordat huizen en gebouwen steeds beter geïsoleerd worden, verdwijnen broed- en rustplaatsen en neemt het aantal vleermuizen af. In België gaat het beter omdat er in de rotsen van de Ardennen veel ruimtes zijn.

 

© Els Baars, Natuurverhalen.nl

 

Post Author
Els Baars
Natuurverhalen